Borders and Communities

Bachelor’s thesis for the Architecture department at Gerrit Rietveld Academy (June 2004)

Grenzen en Gemeenschappen :

Een onderzoek naar de invloed van mobiliteit op de vorming van grenzen en gemeenschappen

Eindexamenscriptie 2004
Gerrit Rietveld Academie, Amsterdam
Naomi Bueno de Mesquita

Voorwoord

Inleiding

1. Geïnternaliseerde opvattingen en de organisatie van ruimte
Cross-cultural borrowing

2. Glokalisering
Mobiliteit
Nieuwe identiteiten

3. Het ontstaan van nieuwe ruimtes en gemeenschappen
Wisselwerking tussen digitale en ‘aardse’ gemeenschappen
Gevolgen van de nieuwe media voor het publieke domein
De virtuele ruimte

Conclusie

Bibliografie

Voorwoord
De grens is een concept, een afspraak tussen mensen. Een grens heeft enkel bestaansrecht in relatie met de ander. Dit betekent enerzijds dat er een samenwerking nodig is voor de legitimatie van grenzen (beide personen of staten moeten de grens erkennen) en anderzijds dat een onderscheid gemaakt wordt met de ander (dus juist om verschillen te benadrukken of aan te geven). In feite leiden grenzen dan tot het verbreken van de samenwerking. Zo denken we bij privé-ruimte aan een ruimte die alleen onszelf toebehoort; een dergelijke ruimte kan echter alleen bestaan als er ook een andere privé of als er een openbare ruimte bestaat. Voorts verandert onze persoonlijke (of statelijke) ruimte door de relatie met de ander om ons heen.

In mijn fascinatie voor grenzen ben ik waarschijnlijk beïnvloed door het feit dat ik in Israël ben opgegroeid. Israël is niet alleen een land waar mensen dagelijks met grenzen geconfronteerd worden en waar bovendien nog vragen gesteld worden bij het bestaansrecht van die grenzen. Meer dan dat is het een land waar mensen van alle mogelijke achtergronden een gemeenschap zijn gaan vormen vanuit een mentale instelling, namelijk het geloof. In Nederland ben ik op een andere manier grenzen tegen gekomen. Mensen van verschillende culturen die dicht op elkaar wonen lijken een behoefte te hebben om steeds meer vast te houden aan een eigen cultuur en de verheerlijking daarvan. Ik merk als ik hier in Nederland met Israëliërs praat over Israël, dat ik een sterk gevoel heb dat het Israël waar wij het dan over hebben wellicht niet het Israël is dat vandaag nog bestaat. Het is de vraag of een cultuur die probeert stand te houden op een andere plek dan waar deze is ontstaan wel kan aarden op die plek en of het niet een nieuwe culturele identiteit wordt. Het gebruik van media is cruciaal in dit verband. Niet alleen omdat media hét middel is om mensen een beeld voor te houden, maar vooral omdat media gemeenschappen kunnen laten bestaan die in de fysieke wereld nooit hadden kunnen ontstaan.

Inleiding
Cultuur vat de sociale wereld op als een ruimte waarin mensen en groepen gedefinieerd worden door hun positie in de ruimte in relatie tot elkaar. Die sociale ruimte staat niet vast, maar is het wisselende resultaat van een voortdurende machtsstrijd tussen groepen over zingeving. Cultuur is een codificering van de realiteit. Een systeem dat de fysische realiteit transformeert naar een belevingsrealiteit.mHet conceptuele kader van verschillende culturen zorgt voor verschillende manieren om dezelfde fysische realiteit te aanschouwen. Alle cultureel bepaalde blikken op de realiteit bezitten een verschillend facet van dezelfde waarheid. Deze cultureel verschillende concepties vormen onze perceptie van de relatie die we hebben met onze omgeving. Voorts wordt de ruimte ingericht volgens deze concepties. In de westerse wereld bijvoorbeeld hebben we geleerd om waar te nemen en te ordenen aan de hand van objecten, de ruimte zien we als ‘leeg’. Japanners daarentegen zijn getraind om betekenis te geven aan ruimte. De manier waarop zij vorm geven aan de ruimte blijft voor ons onleesbaar zolang wij niet dezelfde ruimtetaal spreken. Maar ook in het gebruik van ‘tijd’ is het verschil in perceptie terug te lezen. Zoals we in het westen ruimte zien als ‘verspilde ruimte’ als deze niet gevuld is met objecten, zo zien we tijd als ‘verspilde tijd’ zolang we die niet vullen met activiteiten.

Het bestaan van deze verschillen in perceptie wordt met name zichtbaar op het moment dat totaal verschillende culturen met elkaar in aanraking komen. De moderne technologie die het mogelijk heeft gemaakt om mensen naar alle uithoeken van de wereld te laten verplaatsen heeft dan ook grote gevolgen voor de interactie tussen mensen. De inherente of geïnternaliseerde opvattingen van traditionele culturen zijn namelijk ontstaan door een positie in de wereld in relatie met de landen daaromheen. Doordat de grens tussen intieme, persoonlijke en publieke ruimte per cultuur anders ligt worden we ons door interactie met de andere cultuur ineens bewust van onze eigen (culturele) grenzen. Iets dat we voorheen als vanzelfsprekend aannamen. Op het moment dat mensen zich verplaatsen krijgen die cultuurgrenzen dus een andere betekenis omdat ze in een andere context zijn geplaatst. Het kan leiden tot het ontstaan van nieuwe afspraken en grenzen. Het gebruik van nieuwe media kan hier een grote rol spelen. Het open systeem van het internet maakt het namelijk mogelijk om gemeenschappen te vormen die veeleer vanuit individuele keuzes en/of nieuwe criteria zijn ontstaan. Interactieve processen van herkenning en onderscheiding op de kleinste kenmerken maken over de hele wereld verspreide individuen tot ‘soortgenoten’. Daarmee is het mogelijk om welke gezamenlijke identiteit dan ook te articuleren of te versterken en nieuwe gemeenschappen te laten ontstaan.

In het eerste deel van mijn scriptie wil ik ingaan op het verschil in de perceptie van ruimte tussen culturen. Hiertoe vergelijk ik enkele geïnternaliseerde opvattingen die mensen van verschillende culturen met zich meedragen en hoe dat zich manifesteert in het inrichten van de ruimte.
Vervolgens ga ik me verdiepen in de gevolgen die het mobieler worden van de mens heeft voor de identificatie met de eigen cultuur. Oftewel, de wisselwerking tussen globalisering en lokalisering (glokalisering), om ten slotte een brug te slaan naar de invloed van nieuwe media op het ontstaan van gemeenschappen.

1. Geïnternaliseerde opvattingen en de organisatie van ruimte

Internaliseren betekent letterlijk: het zich eigen maken van gedragswijzen, opvattingen of regels. Het internaliseren van opvattingen gebeurt door cultuur, maar ook door taal.
Taal is meer dan alleen een medium om gedachten mee uit te spreken. Het is zelfs een belangrijk element in de formatie van gedachten. Net zoals een computer die geprogrammeerd is, is onze perceptie van de wereld geprogrammeerd door de taal die we spreken. Net als bij de computer registreert en structureert onze geest de realiteit om ons heen alleen in overeenstemming met het programma. Doordat twee talen vaak dezelfde gebeurtenis anders programmeren, kan geen geloof of filosofisch systeem los worden gekoppeld van taal. Deze theorie impliceert dat we gevangenen blijven van de taal die we spreken zolang we die taal als vaststaand aannemen. 
Mensen van verschillende culturen spreken niet alleen verschillende talen, maar belangrijker dan dat, ze bewonen verschillende zintuiglijke werelden. Het selecteren van zintuiglijke data laat sommige dingen toe en filtert andere dingen weg zodat de ervaring zoals deze wordt verkregen door een set van cultureel bepaalde gevoelspatronen verschillend is van een ervaring verkregen door een ander (cultureel bepaald) raster. De architectonische en stedelijke omgevingen die mensen creëren zijn uitingsvormen van dit ‘filtering’ proces. Gebouwen zijn gegroepeerd als wel van binnen geordend volgens cultureel bepaalde afspraken. Tegelijkertijd hebben die ontwerpen weer invloed op ons gedrag en denkbeelden. Het zou gezien kunnen worden als de mal waarbinnen een groot gedeelte van het menselijk gedrag is gegoten. Het is deze eigenschap van ruimte waar Churchill naar verwees toen hij zei: ‘We shape our buildings and they shape us’. Tijdens het debat over het restaureren van the House of Commons na de oorlog, sprak Churchill zijn angst uit over het feit dat afstand doen van de intieme ruimtelijke patronen van the House of Commons, waarin opponenten tegenover elkaar gelegen waren door een smal pad, het model van de regering drastisch zou veranderen.

Kwestie van perceptie
De organisatie van dorpen en steden, maar ook van interieurs en meubels wordt dus bepaald door geïnternaliseerde opvattingen en verandert met de tijd en de cultuur. 
Iemand die bijvoorbeeld gewend is aan het grit systeem dat typisch is voor Amerikaanse steden, zal makkelijk verdwalen in een stad als Parijs waar vanuit het centrum de straten in een radius naar buiten lopen. Nog extremer is het verschil in perceptie van ruimte tussen oost en west. Iemand die is opgegroeid in Frankrijk of Italië en gewend is aan de stervormige Franse radius of het Romeinse gritsysteem zal zich verloren voelen in een plek als Japan waarin de organisatie van de stad fundamenteel anders is. Het Europese systeem benadrukt de lijnen (straten, wegen) en benoemt deze, terwijl de Japanners de kruispunten benadrukken en benoemen en de lijnen vergeten. In plaats van gerelateerd te zijn aan ruimte, zijn Japanse huizen gerelateerd aan tijd en worden de huizen genummerd in de volgorde waarop ze worden gebouwd. (nr. 1 was er altijd voor nr. 20). Japanners leggen de nadruk op hiërarchieën die rond centra uitgroeien. Dit in tegenstelling tot buitenwijken in Europa of Amerika waarbij elk huis in een huizenrij als hetzelfde wordt gezien ongeacht het nummer. Maar ook in de inrichting van het huis zijn de verschillen terug te lezen. Terwijl westerlingen de neiging hebben om meubels of objecten tegen de muren van kamers te plaatsen hebben Japanners de gewoonte om alles in het midden van de ruimte te laten afspelen en de randen dus vrij te houden. Een gevolg hiervan is dat westerlingen sneller geneigd zijn een kamer als rommelig te ervaren. Japanners vinden onze ruimtes maar kaal. Daarnaast zien westerlingen muren over het algemeen als vaststaand terwijl ze in de Japanse traditie als semi-vaststaande elementen van het huis worden beschouwd. Omdat in Japan muren verschuifbaar zijn kan één ruimte ook meerdere functies hebben. Afhankelijk van het moment op de dag kan het traditionele Japanse huis één grote buiten ruimte worden. Vervolgens worden de muren verschoven en is het een eetruimte. Westerlingen hebben de gewoonte om zich te verplaatsen in het huis. Iedere activiteit kent zijn eigen ruimte zoals slapen, eten, koken, werken en converseren. De Japanner heeft niet de gewoonte om zich veel in het huis te verplaatsen. Er zijn dus ook geen kamers voor aparte functies. Terwijl de activiteiten veranderen blijft de Japanner over het algemeen op één en dezelfde plek. Een ander mooi voorbeeld is het verschil tussen Duitsers en Amerikanen. Veel Amerikanen hebben het gevoel dat Duitsers extreem rigide, onbuigzaam en formeel  zijn in hun gedrag. Die ordelijke en hiërarchische kwaliteiten van de Duitse cultuur komen tot uiting in de manier waarop ze bijvoorbeeld gebruik maken van ‘de stoel’. Amerikanen lijken er geen moeite mee te hebben om hun stoel te verschuiven om de afstanden ten opzichte van elkaar aan de situatie aan te passen. In Duitsland echter behoor je de stoel niet te verschuiven. En als je het even bent vergeten dan word je er wel aan herinnert door het gewicht van Duitse meubels. Zelfs architect Mies van der Rohe, die in zijn gebouwen vaak rebelleerde tegen Duitse tradities, maakte de stoelen zo zwaar dat niemand erover zou denken om de zitpositie te veranderen. Duitsers zien het verplaatsen van stoelen als het verbreken van de orde in dingen, inclusief die van de ‘persoonlijke ruimte’.

Ten slotte zijn er kenmerken aan te wijzen waarop Arabieren fundamentele verschillen vertonen met westerlingen. Arabieren hebben een hele andere perceptie dan westerlingen als het gaat om gedrag in de openbare ruimte. In de westerse wereld ontstaat er zodra een persoon zit of stilstaat in een publieke ruimte als vanzelf een ballon van ruimte rond die persoon. De omvang van die persoonlijke ruimte hangt af van het aantal mensen eromheen, leeftijd, sekse, het belang van de persoon alswel het soort ruimte waar men in staat. Iemand die deze persoonlijke ruimte binnentreedt is zich meestal bewust van zijn daad door het te compenseren met woorden als ‘Pardon, mag ik u iets vragen?’ In de westerse wereld wordt een persoon gezien als een individu binnen in een huid. Men heeft toestemming nodig om een vreemde aan te mogen raken. In de Arabische wereld wordt het getolereerd om vreemden aan te raken of te duwen. De Arabier kent dit verschijnsel van persoonlijke ruimte niet en ziet de lokatie van een persoon in relatie tot het lichaam heel anders. De persoon bestaat pas ergens diep in het lichaam. Het ego zit echter niet zó diep verstopt onder de huid. Het is dan wel beschermd tegen aanraking, maar niet tegen woorden. Het kan heel makkelijk bereikt worden door middel van een belediging. Deze distantiëring van het lichaam met het ego zou een verklaring kunnen zijn voor de reden dat het publiekelijk amputeren van een hand van een dief getolereerd wordt als standaardstraf in Saudië Arabië. Het is ook opmerkelijk in dit verband dat er geen vertaling is in het Arabisch van het woord verkrachting. Ook het woord privacy kennen de Arabieren niet in hun vocabulaire. De Arabische manier om aan te geven alleen te willen zijn is simpelweg door te stoppen met praten. Stil zijn in gezelschap is iets dat de Amerikanen bijvoorbeeld weer als onbeleefd ervaren. Als een Amerikaan alleen wil zijn dan gaat hij naar een kamer. Hij is dus afhankelijk van architectonische elementen om zich te kunnen afzonderen.Voor een Amerikaan wordt het als zeer onbeleefd beschouwd om iemand anders aanwezig in een ruimte ‘the silent treatment’ te geven. In tegenstelling tot Amerikanen kennen Arabieren niet het verschijnsel van privé in het openbaar. Elke privé-aangelegenheid in de publieke ruimte wordt openbaar. Een zakelijke transactie in de Bazaar bijvoorbeeld is niet alleen iets tussen koper en verkoper, iedereen doet er in mee en heeft er iets over te zeggen. Verder is de ervaring van ruimte bij Arabieren heel anders dan bij westerlingen. Arabieren hebben er absoluut geen moeite mee om te worden omringd door mensen, maar wel door muren. Een gesloten ruimte moet tenminste aan drie kenmerken voldoen wil een Arabier zich er prettig in voelen: er moet zoveel mogelijk ruimte zijn om in te kunnen bewegen (zonder muren of objecten die in de weg staan), er moet een hoog plafond in zitten en een zo ver mogelijk reikend uitzicht. Terwijl dit net de kenmerken van een ruimte zijn waarbij een westerling zich over het algemeen onprettig begint te voelen. Bij de Arabieren is iemand het uitzicht ontnemen één van de grootste beledigingen die er zijn. Zo staat in Beiroet het beruchte ‘spite house’. Het is niets anders dan een vier verdiepingen hoge muur, gebouwd na een eindeloos conflict tussen buren, met het doel om elk huis op het stukje land erachter het Mediterraanse zicht te ontnemen. Daarnaast kent de Arabische cultuur niet het concept van ‘een staatsgrens’ zoals westerlingen deze kennen. De Arabische cultuur kent dus ook niet het westerse idee van het ruimtelijk overtreden van grenzen. Het gedrag van Arabieren aangaande hun eigen land is waarschijnlijk in overeenstemming met hun beschouwing van het lichaam. De manier waarop ze relaties met elkaar onderhouden gebeurt binnen een gesloten systeem in plaats van een ruimtelijk systeem. Duizenden jaren lang hebben Moslims, Drusen en Joden geleefd in hun eigen dorpen, elk met sterke bloedverwantschap. De hiërarchie voor loyaliteit begint bij henzelf, dan naar de familie, de townsman, de co-religionist en/of countryman. Iedereen die buiten deze categorieën valt wordt gezien als een vreemde of vijand. In deze context is het bepalen van een overtreding een kwestie van wie je bent in plaats van een land of ruimte met een grens die je overtreedt. Bovenstaande voorbeelden laten zien dat sommige culturen fundamenteel van elkaar verschillen en dat die verschillen terug te lezen zijn in de inrichting van ruimte. Het verschil in die denkbeelden wordt vaak zichtbaar op het moment dat producten van elkaar worden overgenomen.

Cross-cultural borrowing

Bij het zogenaamde cross-cultural borrowing is er sprake van een cultuur die een item ‘leent’ van een andere cultuur. Er is echter een kans dat het item, verkregen van een bepaalde cultuur, niet past binnen de structuur van een andere cultuur. Nu kan het zijn dat het item wordt aangepast, maar het kan ook zo zijn dat de cultuur verandert en zich aanpast aan dat item. Japan heeft bijvoorbeeld grote problemen ondervonden met het integreren van de automobiel in een cultuur waarin de lijnen tussen twee punten (snelwegen) minder nadruk krijgen dan de punten zelf. Tokio is dan ook bekend geworden om ‘s werelds langste files. 
Ook India ondervindt moeilijkheden met het aanpassen aan westerse concepten of ontwerpen. De auto past daar niet in de structuur van de steden, die veelal lichamelijk bezet zijn en waarin de cultuur doorwrocht is van hiërarchische kenmerken. Ruimte in India, zowel publiek als privé, is verbonden met concepten van superioriteit en ondergeschiktheid. In Indiase dorpen, steden en zelfs in het huis worden bepaalde plekken gezien als vervuild of minderwaardig door de activiteiten die daar plaatsvinden en door de mensen die het gebruiken. In het inrichten van de ruimte wordt er een duidelijk onderscheid gemaakt zodat de activiteiten van hoge kasten en lage kasten, van mannen en vrouwen en van geestelijken en leken van elkaar gescheiden blijven.
Zolang in India de ruimte niet volgens een ander concept wordt ingericht, dus een onderscheid tussen langzaam verkeer (voetgangers) en snel verkeer, zal het niet lukken om de westerse automobiel daar goed in te laten burgeren.
Zo ook komt het verschil in geïnternaliseerde opvattingen tot uiting in de door Le Corbusier ontworpen appartementen in de Indiase stad Chandigarh. Er werden grote ramen in de appartementen gezet die de Europese wens voor zonlicht reflecteerde. Volgens de Indiase traditie echter behoort een binnenplaats privacy te geven aan de bewoners. Le Corbusier’s ramen werden daarom door veel families bedekt met papier. Verder werden er gordijnen geplaatst om aparte ruimtes te creëren voor mannen en vrouwen. Ook bleven de families gewoon in de keuken eten. De dining room werd alleen gebruikt als er westerse gasten op bezoek waren.

2. Glokalisering

Mobiliteit
Door de betere vervoersmogelijkheden bewegen steeds meer mensen zich over de aarde. Wat betekenen deze verplaatsingen voor de interactie tussen de plaatselijke bevolking en de nieuwkomers? Maar ook, hoe zien de migranten zich in verhouding met hun land van herkomst? 
Kortom hoe is de wisselwerking tussen globalisering en lokalisering? 
De theorie van Tomlinson beweert dat het globaliseringproces een fundamentele verandering teweegbrengt in de bestaande relatie tussen de plaatsen die we bewonen en onze culturele praktijken, ervaringen en identiteiten. Hij gebruikt hier het woord deterritorialisatie voor, wat zoiets betekent als ontheemding of ontplaatsing. Het wil zeggen dat de band tussen ons ervaren van de wereld en de situatie waarin we dat doen, op alle niveaus anders is geworden. 
De toename van de mobiliteit heeft bijvoorbeeld de groei veroorzaakt van ‘niet-plaatsen’. 
Dit zijn ruimtes en plaatsen die geschiedenis missen en waar mensen geen band mee hebben. Zij zien er overal ter wereld bijna hetzelfde uit. Voorbeelden zijn vliegvelden, supermarkten, snelwegen, benzinestations en hogesnelheidstreinen. Anderzijds is de migratie ‘een antwoord van beneden’ op het proces van globalisering, een verdeling van de factor arbeid tegen de negatieve gevolgen van de wereldwijde verspreiding en overheersing van het kapitaal. 
Individuen hebben daarop niet gereageerd met collectieve actie, maar hebben netwerken geschapen die de nationale grenzen overstijgen. Globalisering biedt deze mensen nieuwe mogelijkheden; het is niet langer nodig te kiezen tussen het bestemmingsland en het thuisland. Goedkope vluchten en de nieuwe media (fax en e-mail), maar ook oudere media (radio, t.v), maken het onderhouden van blijvend contact met de gemeenschap mogelijk.
Nieuwe identiteiten
Voor dit nieuwe type migranten is het begrip transnationalisme bedacht. Termen als transnationale sociale ruimten of transnationalisme betekenen langdurige banden van personen, netwerken en organisaties die zich in meerdere staten bevinden, variërend van informele tot institutionele vormen. Bij deze transnationale ruimten kan het gaan om kleine groepen, netwerken of gemeenschappen. De transnationale processen zijn gesitueerd tussen twee of meer staten. Deze nieuwe vorm van migratie heeft drastische gevolgen voor identificatie in relatie tot de cultuur van migranten.
Een interessant voorbeeld van een transcultureel netwerk is de situatie van de Japanse Brazilianen die terugkeren naar Japan. Hun situatie toont hoe de reactie van de dominante cultuur van invloed is op de leden van een minderheidscultuur. Waren zij in Brazilië een positief gewaardeerde minderheid, terug in Japan worden zij als vreemdelingen gezien. Ze hebben voor hen zelfs de naam gaijins bedacht. Zij beheersen de locale codes onvoldoende. Het gevolg is dat zij zich veel meer gaan identificeren met Brazilië en zichzelf meer gaan zien als Brazilianen dan daarvoor het geval was. 
Het blijkt dus dat stigmatisering en uitsluiting leidt tot het benadrukken van de eerste nationaliteit. Het zou ook kunnen verklaren waarom sommige Turkse en Marokkaanse jongeren in Nederland zich zo massaal identificeren met hun nationaliteit van oorsprong. Als men afstand neemt van de Nederlands maatschappij, is het vaak omdat migranten steeds weer de vraag gesteld krijgen ‘waar kom je vandaan’ Terwijl het relevanter zou zijn om te vragen ‘waar wil je heen’.

Zijn er dan nieuwe identiteiten te bedenken voor hen die tussen meerdere culturen leven? 
Conventionele manieren van denken worden onderuitgehaald door de mogelijkheid fysieke grenzen over te steken. Migranten leven in toenemende mate in netwerken die de nationale grenzen overstijgen. De migrant kan kiezen uit verschillende tradities zowel van thuis als van het gastenland, maar wordt ook in staat gesteld om een veelheid aan identiteiten en zelfbeelden te ontwikkelen. Een voorbeeld van de studie naar het kijkgedrag van Turkse migranten die in West-Europa wonen toont de bewustwording daarvan. Televisie wordt door deze Turkse migranten vooral gebruikt om de emotionele afstand met het dagelijks leven in het vaderland te overbruggen. Vanuit hun culturele positie in het gastenland bezien zij op de televisie het leven  in Turkije: vanuit afstand, doordat zij het leven nu ervaren in een andere culturele setting, maar ook vanuit verbondenheid met hun herkomstland. Deze dubbelheid draagt ertoe bij dat zij bewuster tv kijken dan de gemiddelde consument. Zelfs als zij dromen van een geïdealiseerd Turkije met een mooie natuur, dan nog zijn ze zich ervan bewust dat dit Turkije voor hen voorbij is. 
‘Being and thinking across spaces makes migrants more aware – or more able to be aware – of the constructed nature of identities’. (Askoy en Robins 2000). In dit verband is internet hét medium om door individuele keuzes bij een groep te kunnen horen zonder gekoppeld te moeten zijn aan een plek. De leden delen hier geen geografische ruimte maar een biografische ruimte, een mentale oriëntatie: een overtuiging, een hobby, een beroep of een eigenschap. Zo zouden de Turks Nederlandse Nostalgen een nieuwe gemeenschap kunnen gaan vormen. Maar dan blijft de vraag: kunnen er gemeenschappen bestaan in een digitale wereld?

Het ontstaan van nieuwe ruimtes en gemeenschappen

Om te spreken van gemeenschappen volstaan een paar elementen: het gaat om een groep mensen die iets publiekelijk met elkaar delen en daar normen en regels aan verbinden. Etymologisch gezien zijn er onduidelijkheden over de herkomst van het woord gemeenschap –communis in het Latijn. Is het een samentrekking van com en unis, oftewel ‘met eenheid’? Of is het een samentrekking van com en munis/ munus, dat vele betekenissen in zich bergt: plicht, ambt, dienst, last, belasting, gift, gunst, spel, vertoning en openbaar gebouw? Maar misschien is een keuze helemaal niet nodig. Er is veel voor te zeggen dat een gemeenschap al die elementen tegelijk en in wisselende samenstellingen in zich draagt. Zowel in hun ontstaan als in hun functioneren kunnen gemeenschappen ambtelijk-institutioneel (stad en staat, moslim- en biologengemeenschappen) of speels (motorrijders, homo’s) zijn. De onderlinge giften kunnen zowel verplichtend en belastend als bevrijdend werken. Dat geldt eveneens voor het veelvoud aan betekenissen dat het Latijnse communis heeft: delen, mededelen, gemeenschappelijk, gewoon, alledaags. Dragen gemeenschappen niet al deze kenmerken in zich? Een poging tot een definitie van gemeenschap zou iets opleveren als: een groep van mensen die onderling iets delen – ruimte, tijd, materie, diensten, bronnen, kennis, giften, een normatief kader – en die daaraan deels hun zelfopvatting en sociale positie ontlenen. Met dit in het achterhoofd: zijn er dan gemeenschappen mogelijk op het Net? Wat mensen zoeken op het Net, wat zij elkaar te vertellen hebben, komt telkens voort uit hetzelfde stramien. Allereerst gaat het om kwesties die duidelijk voortkomen uit de sociale verbanden waarin mensen hun dagelijks leven leiden. Dat kunnen grote verbanden zijn als werk, politiek en religie, maar ook kleinere als familie, studie en hobby. Daarnaast zijn er kwesties die op het eerste gezicht heel particulier lijken: een huidziekte hebben, een schaakprobleem willen oplossen, verlegen zijn, ruzie hebben, etc. Rond al die kwesties zoeken mensen informatie, maar wat ze vinden op het Net is meer dan dat: andere mensen, steun, handelingsperspectief, organisatie. Dan blijkt het particuliere niet meer zo particulier – meer mensen blijken hetzelfde te hebben. Het particuliere wordt sociaal. Andersom beweegt het sociale zich op het Net juist naar het particuliere toe – elke algemeenheid wordt direct tegengesproken. Het open systeem van de Internet interactie zorgt zo voor een voortdurende uiteenzetting tussen het particuliere en het sociale, tussen het lokale en het globale, tussen het individuele en het gemeenschappelijke. En die twee polen – het sociale en het individuele – vormen de basisingrediënten van sociaal- culturele verbanden en gemeenschappen.

Wisselwerking tussen digitale en ‘aardse’ gemeenschappen
Hoewel de modernisering van begin af aan gepaard ging met geklaag over de teloorgang van gemeenschappen, gaan de processen van gemeenschapsvorming nog altijd door. Je zou zelfs kunnen zeggen dat er niet eerder in de geschiedenis zo veel gemeenschapsopbouw plaatsvond. Dat gebeurt echter op zo veel schaalniveaus tegelijk dat die nieuwe gemeenschappen er niet direct als zodanig uitzien. Het zicht wordt bemoeilijkt door schaalvergroting en mobiliteit. Die twee dingen samen vergroten en verkleinen de afstanden tussen de gemeenschapsleden. Mensen wonen niet meer hun hele leven in hun geboorteplaats, ze volgen elders een opleiding, ze werken zelden in hun woonplaats, familie en vrienden wonen verspreid over het land en de wereld. De gemeenschapservaring heeft hierdoor een heel ander karakter gekregen. Gemeenschappen zijn netwerken geworden, bestaande uit knooppunten waartussen voortdurend verbindingen moeten worden gelegd. De ruimte tussen die knooppunten wordt geheel bezet door transport – en communicatietechnologie. Er bestaan gemeenschappen die geënt zijn op real life communities, dat wil zeggen: groeperingen of gemeenschappen die al bestonden voor het Net er was en die zich vervolgens online manifesteren. Veel internetgemeenschappen kennen zo’n oorsprong. Terwijl het Net zich kenmerkt door onafhankelijkheid van plaats en tijd, blijken veel Net-gemeenschappen zich juist te organiseren rond een geografische oorsprong. Sterker nog, het Net kan opnieuw gemeenschappen creëren van groeperingen die ooit een geografische plaats deelden, maar intussen in diaspora leven, zoals ‘Dutchies Abroad’. Nog een mooi voorbeeld van zo’n  gemeenschap: ‘Home of Cyber Yugoslavs. We lost our country in 1991 and became citizens of Atlantis. Starting September, 1999 this will be our home. We don’t have a physical land, but we do have nationality, and we are giving CY citizenship’s and CY passports. Because this is Atlantis, we are allowing double and triple citizenship’s. If you feel Yugoslav, you are welcome to apply for CY citizenship, regardless of your current nationality and citizenship, and you will be accepted ’. De grootste online gemeenschappen zijn echter niet gebaseerd op geografische maar op biologische c.q biografische identiteiten: vrouwen, ouders, homo’s, kinderen, ouderen, gehandicapten, zieken, zwarten. Voor al die verschillende biogroeperingen bestaan er community-plekken op het Internet. Nu is het opvallend dat veel virtueel leven diep geworteld is in ‘aardse’ gegevenheden als geografische en biografische situaties. Maar eigenlijk is dat niet zo vreemd. Factoren als geboorte- en woonplek, leeftijd, levensfase, sekse en kleur zijn ook in moderne netwerksamenlevingen sterk bepalend voor de ervaring en regulering van het dagelijks leven, online en offline. Ondanks alle fantasieën over cyber life, het einde van het logge lichaam en andere ondraaglijke aardse zwaarte blijkt de geobiografische zwaartekracht ook in cyberspace werkzaam. Virtuele gemeenschappen ontstaan vaak in eerste instantie als voortzetting van geobiografische gemeenschappen. Zo’n virtueel verlengstuk ontwikkelt in de loop der tijd een eigen dynamiek, die weer kan terugwerken op real life- gemeenschappen. In een open systeem als het internet is behalve voortzetting ook uitvergroting en versterking van bestaande gemeenschappelijkheden mogelijk. Elke combinatie van geobiografische factoren, mentale oriëntaties en activiteiten kan de basis vormen voor de gemeenschapsnoemer: Roodharige katholieke transseksuelen, homomotorrijders, New-Age biologen, etc. Hoewel zulke crossover-identiteiten ook al los van het Net bestonden, werkt het internet hier als versterking. Wat voorheen slechts op kleine, geïsoleerde schaal bestond, kan zich op het Net aaneenrijgen tot een gemeenschap. Dit is een van de meest paradoxale werkingen van het Net: het heeft de eigenschap tot verbinden van wat voorheen los bestond, als tot fragmenteren van wat voorheen een groter geheel was.
De dynamiek van het open systeem kan echter ook virtuele culturen tot stand brengen die geen andere oorsprong lijken te hebben dan ‘het Net zelf’. Er was niet eerst een bestaande gemeenschap die zich vervolgens ook online manifesteerde; er was eerst het Net, en van daaruit ontstonden gemeenschappen, bottom up, door niks anders dan de digitale onderlinge interactie. Die interactie wordt weliswaar gevoed door geobiografische ervaringen en handelingen, maar het type gemeenschap dat hieruit is ontstaan, is praktisch onmogelijk in real life. 
Een voorbeeld hiervan zijn de Webgrrls: De Webgrrls vormen een ‘Net-geboren’ werk-en passiegemeenschap rond computers. De Webgrrls zijn op zich niks anders dan een mailinglist voor vrouwen over computers en internet. De mailinglist blijkt een sterk bindmiddel. De Nederlands Webgrrls-lijst is al jaren goed voor vijftig tot honderd berichten per dag en dat is erg druk voor een mailinglist. Ligt het aan de noemer ‘grrls’, c.q. vrouwen? De Webgrrls zelf zijn er niet uit, de discussie ‘wat het nu eigenlijk uitmaakt, man of vrouw’ laait om de paar maanden weer op. De meesten houden het erop dat het er weinig toe doet, maar dat de Webgrrls-lijst vooral moet blijven zoals die is. Oftewel: een lijst voor vrouwen die sekse een raar keurslijf vinden, maar zich wel op die noemer organiseren. Dat is natuurlijk een paradox. Het ziet er dan ook naar uit dat ‘Webgrrl’ een cyber-biografische identiteit is, een identiteit die alleen maar op het Net kan ontstaan.

Gevolgen van de nieuwe media voor het publieke domein
Na de intrede van de auto, de televisie en de telefoon was het snel gedaan met de resten van traditionele lokale gemeenschappen als de buurt – iedereen bleef nu binnen achter de buis, de hoorn of het dashboard. De televisiecultuur kent geen open podia waar mensen hun ervaringen publiek kunnen delen. Talkshows, reality-tv en Big Brother-achtige programma’s komen wel enigszins tegemoet aan die behoefte, maar dat zijn geregistreerde podia met een primair commercieel doel. Het zijn geenszins derde plaatsen, plekken waar mensen informeel bijeenkomen en waar conversatie de belangrijkste activiteit is. Het verwerken van directe en gemediatiseerde ervaringen gebeurt tegenwoordig vooral geprivatiseerd, in het eigen sociale netwerk. Natuurlijk zijn er nog altijd klein- en grootschalige derde plaatsen waar mensen in het openbaar samenkomen – meer dan ooit zelfs: cafés, disco’s, campings, pretparken, popfestivals, speelhallen. Maar op die plaatsen is consumptie de primaire functie en niet zozeer conversatie en uiteenzetting met de wereld. Het zijn geprivatiseerde publieke plaatsen, in de dubbele betekenis van het woord: je gaat er meestal individueel of in gezelschap van vrienden heen, en ze worden gerund en gedicteerd door een private onderneming. Het zijn de niet-plaatsen (nonplaces).
‘In real places the human being is a person. He or she is an individual, unique and possessing a character. In nonplaces, individuality disappears. In nonplaces, character is irrelevant and one is only the customer or shopper, client or patient, a body to be seated, an address to be billed, a car to be parked’. (Oldenburg). Met de opkomst van interactieve computernetwerken lijkt het tij te keren. In deze communicatietechnologie kunnen de uit elkaar gegroeide eindjes tussen anonieme massacommunicatie en individuele private communicatie weer bij elkaar komen. Daar kan een individu uit de anonieme massa treden en een character zijn, ingebed in een sociale groep van bekenden en onbekenden. Zulke groepen zijn kleinschaliger en minder anoniem dan de massa, maar grootschaliger en minder geprivatiseerd dan een individueel sociaal netwerk. Wat de koffiehuizen waren voor de drukwerkcultuur, zijn virtuele gemeenschappen voor de netwerkcultuur: een plek om publiekelijk door te nemen wat er zoal gaande is in de maatschappij.

De virtuele ruimte
Virtuele gemeenschappen ontstaan zomaar, zuiver omdat er een virtuele ‘ruimte’ bestaat die mensen zelf kunnen vullen met wat ze op dat moment bezighoudt. Sommige van die Net-plekken lijken op buurtcafés: plekken van samenkomst, met vaste stamgasten en passanten, die het hebben over niks in het bijzonder en alles in het algemeen. Conversatie is hier de primaire functie. Er is zelfs niks anders dan conversatie, door het ontbreken van een fysiek-ruimtelijk kader. De virtuele kroeg wordt gemaakt door de interactie zelf. En zo gauw de interactie weg is, is de kroeg weg. Virtuele kroegen kunnen semi-privaat of besloten zijn, zoals MSN of de chat-Praathoek van de Webgrrls, maar vaak zijn ze even openbaar als real life-kroegen. (‘de Bruine Kroeg’ in de Digital Stad of ‘de Groene Kantine’ op de site van De Groene Amsterdammer). Opmerkelijk aan dit soort virtuele kroegen is de ruimtelijke ervaring die ze bewerkstelligen. Stamgasten ervaren Nes, de Bruine Kroeg en de Groene Kantine als plekken waar je kunt zijn. En waar je kunt vragen: ‘Waarom was je er niet gisteren?’ Het cliché van het internet wil dat alles er is losgemaakt van plaats en tijd, maar dat blijkt relatief te zijn. Niet alleen geografische locatie kan een bindende factor vormen voor virtuele gemeenschappen, ook digitale lokalisatie werkt op die manier. Waar een fysieke ruimtelijke plaats afwezig is, ontstaat een mentale ruimte in het proces van interactie en iets delen met elkaar, zeker als dat gepaard gaat met een vaste digitale locatie waar de gebruikers samenkomen. Kennelijk is het niet alleen zo dat gedeelde ruimte een gemeenschapsbinding kan creëren – zoals in traditionele geografische gemeenschappen – maar ook dat gemeenschapsbinding een ruimtelijke ervaring teweeg kan brengen. Sense of community en sense of place liggen in elkaars verlengde. De benamingen die gebruikers en beheerders geven aan hun gemeenschappen hebben dan ook vaak een ruimtelijke connotatie: Café de Luie Motorfiets, Sister’s Corner, de Praathoek, de Bruine Kroeg, de Groene Kantine. Organisaties die welbewust uit zijn op de creatie van een virtuele gemeenschap gebruiken dan ook ruimtelijke metaforen in het ontwerp.  Het zijn onder andere ruimtelijke metaforen die worden gebruikt ter oriëntatie in de virtuele ruimte, zoals bijvoorbeeld web-site, electonic highway, digitale stad, etc. Zelfs Microsoft maakt reclame met de slogan ‘Where do you want to go today?’ De Digitale Stad (dds.nl) is bijvoorbeeld opgebouwd rond plattegronden van pleinen, met aangrenzende huizen (homepages) en cafés (chatrooms). Het Reumadorp (reumadorp.nl) heeft het idee van een plein driedimensionaal vormgegeven, compleet met een bankje waarop je kunt zitten en een bus die je direct naar een bepaalde plek brengt. Vanaf het dorpsplein kun je met een muisklik inzoomen op de Thuiszorgwinkel, het Grand Café (chatrooms), het Spirituele centrum en het Raadhuis. Virtuele gemeenschappen die veel gebruik maken van aardse symbolen of plekken om een binding tussen de leden te bewerkstelligen zijn vaak religieuze gemeenschappen. Neem de website IslamCity (islam.org). Dit webportaal presenteert zich als een kosmopolitisch-Islamitische stad en trekt driehonderdduizend bezoekers per maand. Je kunt er vijf keer per dag live, via een webcam, de gebedsdiensten uit Mekka volgen. IslamCity biedt meer plekken voor daadwerkelijke rituelen: in het Memorial Park op de site kunnen mensen afbeeldingen van hun overleden dierbaren aanbrengen, inclusief audio-opnamen van gebeden. IsalmCity verwijst ook naar andere religieuze sites en artikelen over online religie. Daarbij is men niet kinderachtig over welke god er aanbeden wordt. Eén muisklik en je zit midden in een joodse gemeenschap. Nog verder gaan de driedimensionale Active Worlds. In deze ruimtes kunnen gebruikers -althans hun 3-d representaties – zich daadwerkelijk voortbewegen. Zo krijg je ook ruimtelijk het gevoel dat je in een bar zit, in een tuin of onderwaterwereld. Het is echter maar de vraag of dit soort grafisch-ruimtelijke kunstgrepen per definitie leiden tot de vorming van virtuele gemeenschappen. Ruimte op zich volstaat niet om dat te bewerkstelligen, noch een idee van ruimte. Veel hedendaagse gemeenschappen zijn al lang gewend aan het gegeven van een niet permanent gedeelde fysieke ruimte, maar dat belet ze niet een sense of belonging en een sense of community te ontwikkelen.

Conclusie
Eén van de manieren om het verschil tussen moderniteit en postmoderniteit aan te duiden is door middel van de notie ‘grenzen’. Het modernisme probeerde scherpe grenzen af te bakenen tussen waarheid en valsheid, realiteit en verbeelding. De grote ideologieën van het modernisme (marxisme, liberalisme, nationalisme) waren richtingwijzers voor een juiste maatschappelijke ordening en individuele geesteshouding. In het postmoderne tijdperk blijken noties als ‘juist’ of ‘geldig’ geen bestaansgrond meer te hebben. Ideologieën en theorieën worden ontmaskerd als grote verhalen; categorale constructies worden gedeconstrueerd. De door het modernisme verdedigde essenties (begrippen als natie en identiteit) blijken toevallig en gefragmenteerd te zijn. Nieuwe technologieën en de producten die daarbij horen (auto, vliegtuig, televisie, computer) hebben ons leven en onze denkbeelden drastisch verandert.
Het kan dan ook geen toeval zijn dat het postmodernistisch denken is ontstaan in een tijdperk waarin mensen mobieler zijn en een veelheid aan culturen naast elkaar leven. Postmodernisme en globalisering gaan hand in hand.

Een paradoxaal gevolg van het globaliseringproces is dat het verlangen naar een identiteit eerder lijkt toe- dan af- te nemen. Het vervagen van de nationale grenzen leidt zelfs tot lokale herwaardering van die grenzen of het verlangen naar en het creëren van nieuwe. Hoe meer de nieuwe media en het verdwijnen van de afstanden op wereldschaal een soort uniforme cultuur verspreiden, hoe meer men naar kleinschaligheid zoekt. Mensen willen wel wereldburgers zijn, maar ook wereldburgers willen zich ergens thuis voelen. Echter, het grote verschil is dat het postmoderne individu ‘identiteit’ niet meer ontleent aan traditionele‘vaste’ categorieën als nationaliteit, klasse, sekse of leeftijd, maar aan nieuwe criteria en aan de consumptie van ‘life-styles’ die globaal zijn. Deze identiteit blijkt flexibel, relatief, verwisselbaar en uitwisselbaar. Het is via de consumptie en gebruikmaking van nieuwe media (internet) dat men zijn identiteit bij elkaar ‘knutselt’. Globale boodschappen en producten worden echter nooit zomaar overgenomen of aanvaard, maar zij worden steeds creatief geïnterpreteerd, aangepast, ingepast of gebruikt.

Enerzijds veranderen denkbeelden door een nieuw product (zoals de computer) of door een ‘cross-cultural borrowing’ van een product. Anderzijds blijft er een behoefte aanwezig om vast te houden aan het oude bekende. Zo blijkt dat geïnternaliseerde opvattingen die we hebben over gemeenschappen (een territorium dat erbij hoort) terug te vinden zijn in de virtuele ruimte. Dit is duidelijk te zien in de manier waarop veel web- sites de fysieke wereld proberen na te bootsen en de benamingen die ze ervoor geven. Naar mijn idee brengen deze metaforen ons eerder verder weg van, dan dichter bij een begrip van de huidige ontwikkeling. Want niet alleen gaan we feitelijk nergens heen en is de web-site geen werkelijke plaats in de eigenlijke betekenis van het woord. Maar tevens kunnen ze het zicht belemmeren op de interacties tussen de fysieke en de virtuele ruimte, als twee verschillende entiteiten. Het is jammer dat het medium zélf niet wat meer vanuit een postmodernistisch standpunt wordt bekeken. Wij geven immers vorm aan de virtuele ruimte en deze ruimte vormt ons.

Bibliografie

Anderson, B  Imagined Communities: Reflections on the Origin and Spread of Nationalism, 1991

Barnard, A en Spencer, J  Encyclopaedia of social and cultural anthropology, 1996

Boelens, L  Nederland netwerkenland, 2000

Boeri, S  Uncertain states of Europe, 2002

Biesenbach, K Territories, 2003

Castells, M  The Rise of the Network Society, 1996

Down, R en Stea, D  Maps in minds: Reflections on cognitive mapping, 1977

Hall, E  The hidden dimension, 1982

Nanda, S  Cultural Anthropology, 1994

Rosseel, E  Monaden, nomaden en pelgrims: Nomadisering en het utopisch ideaal, 2000

Sala, L en Barlow, J Virtual Reality: De metafysische kermisattractie, 1990

Vink, N  Grenzeloos communiceren: Een nieuwe benadering van interculturele communicatie, 2001

Viotti, P.R  International Relations Theory, 1993

http://www.dds.nl

http://www.kun.nl/socgeo/n/onderwijs/ruimgedrag/Perceptie.pdf

http://www.lab-au.com

http://www.media.mit.edu/mas/areas.html

http://www.reumadorp.nl